Wet tijdelijk huisverbod

Het doel van de Wet tijdelijk huisverbod (Wth) is om personen die te maken hebben met (dreigend) huiselijk geweld te beschermen.

Deze wet geeft de burgemeester de bevoegdheid om een persoon van wie een ernstige dreiging van huiselijk geweld - hieronder valt ook kindermishandeling - uitgaat, de toegang tot zijn woning te ontzeggen (artikel 2 lid 1 Wth). Het verbod kan uitsluitend worden opgelegd aan een meerderjarig persoon voor een periode van 10 dagen. Het verbod kan verlengd worden tot ten hoogste 4 weken (artikel 9 lid 1 Wth). Tijdens deze periode mag de betreffende persoon geen contact opnemen met de overige bewoners van het huis. De periode dient te worden benut om andere maatregelen te nemen die (de dreiging van) huiselijk geweld kunnen wegnemen. Het in gang zetten van een hulpverleningstraject heeft prioriteit gedurende het huisverbod.

Een herhaald huisverbod is niet uitgesloten als zich nieuwe feiten voordoen. Het is dan ook niet nodig dat er een bepaald tijdsbestek is gelegen tussen het (eerdere) verlengde huisverbod en een tweede huisverbod.

Op overtreding van het huisverbod staat maximaal 2 jaren celstraf of een taakstraf.

Het huisverbod bevat de volgende gegevens:

  • Een omschrijving van de plaats en de duur waarvoor het geldt.
  • De feiten en omstandigheden die aanleiding hebben gegeven tot het opleggen van het huisverbod.
  • De namen van de personen en aanzien van wie het verbod om contact op te nemen geldt.

De burgemeester kan de bevoegdheid tot het opleggen van een tijdelijk huisverbod mandateren aan de hulpofficier van justitie, zodat deze de bevoegdheid in naam van de burgemeester kan uitoefenen (artikel 3 lid 1 Wth). Het intrekken of verlengen van het verbod mag niet worden gemandateerd.

De burgemeester kan aan de hand van het Risicotaxatie instrument Huiselijk Geweld (RiHG) bepalen of een huisverbod dient te worden opgelegd. Als hij van plan is om een huisverbod op te leggen wegens (ernstig vermoeden van) kindermishandeling, neemt hij contact op met Veilig Thuis/het Advies-en Meldpunt Huiselijk geweld en Kindermishandeling (AMHK) (artikel 2 lid 3 Wet tijdelijk huisverbod).

Als de burgemeester een huisverbod oplegt informeert hij daarover zonder uitstel de uithuisgeplaatste, de andere bewoners van het huis, een door hem aangewezen hulpverlener en Veilig Thuis/AMHK nadat een huisverbod is opgelegd of verlengd.

De burgemeester stelt het bestuur van de raad voor rechtsbijstand in kennis van de wens van rechtsbijstand van de uithuisgeplaatste indien hier sprake van is. De raad voor rechtsbijstand wijst vervolgens een raadsman voor de uithuisgeplaatste aan (artikel 5 lid 1 Wet tijdelijk huisverbod). De bijstand moet binnen 24 uur zijn geregeld nadat de uithuisgeplaatste daartoe de wens te kennen heeft gegeven.

De burgemeester draagt er zorg voor dat naleving van het huisverbod wordt gecontroleerd door de politie.

De burgemeester en de politie zijn bevoegd de woning zonder toestemming van de bewoner binnen te treden, voor zover dat redelijkerwijs nodig is voor de vervulling van de taak in dit kader (artikel 4 lid 1 Wet tijdelijk huisverbod).

Meer lezen?

Zie bijgevoegde documenten.

Casuïstiek

  •   Casus: Preventief huisverbod Rotterdam (ECLI:NL:RBROT:2012:BY4170)

    De burgemeester van Rotterdam legt een huisverbod op aan een man die al geruime tijd gewelddadig is naar zijn echtgenote. Op moment van het opleggen van het verbod, doet zich geen acuut geweldsincident voor.

    De burgemeester vreest echter dat het bekend worden van de aangevraagde echtscheiding door de echtgenote bij de man tot escalatie zal leiden. Daarom zet de burgemeester het huisverbod als preventief instrument in. Als er geen acuut incident is als aanleiding voor een huisverbod, dan verschuift het zwaartepunt in de beoordeling naar feiten en omstandigheden uit het verleden die duiden op gevaar voor de veiligheid, in combinatie met signalen uit het heden. De voorzieningenrechter oordeelt dat de burgemeester op basis van signalen en informatie van de politie voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat er ernstig vermoeden is voor dreigende escalatie en onveiligheid voor de echtgenote.

  •   Casus: Herhaald huisverbod Rotterdam (ECLI:NL:RBROT:2013:7200)

    De burgemeester van Rotterdam heeft aan een man een huisverbod opgelegd en, na de eerste termijn van tien dagen, verlengd tot de maximale termijn van 4 weken.

    Op de laatste dag van de 4 weken heeft de burgemeester op verzoek van Bureau Jeugdzorg een nieuw huisverbod opgelegd. De man had namelijk stelselmatig het huisverbod overtreden, waardoor de hulpverlening onvoldoende op gang kon komen. Ook had hij veelvuldig bedreigingen naar de achterblijvers geuit. Door de man zelf was de gewenste periode van rust niet ingetreden en heeft het (vermoeden van) ernstig en onmiddellijk gevaar zich voortgezet. De rechter oordeelt dat het nieuwe huisverbod rechtmatig is.

  •   Casus: Geplande screening tijdelijk huisverbod bij kindermishandeling

    Het huisverbod kan ook worden toegepast bij kindermishandeling. Veilig Thuis Zuid-Holland Zuid heeft hierop een methodiek ontwikkeld.

    Meldingen van kindermishandeling komen vaak niet bij de politie terecht, maar soms wel bij het AMHK en/of de hulpverlening. Deze kunnen een verzoek voor een geplande screening indienen. Een weegteam (bestaande uit verzoeker, de wijkagent, procescoördinator huiselijk geweld van Veilig Thuis, een jurist en eventueel andere partners) beoordeelt het verzoek en kan vervolgens aan de hulpofficier van justitie verzoeken om een reguliere screening aan de hand van het RiHG te doen om de gevaarzetting te beoordelen. Op deze wijze wordt getracht om het huisverbod vaker in te zetten bij kindermishandeling.

  •   Casus: Tijdelijk huisverbod aan moeder met smetvrees (ECLI:NL:RBAMS:2009:BJ3182)

    De burgemeester van Hilversum legt een huisverbod op aan een moeder die haar vijf kinderen wast met onverdund chloor. Hij acht de kans op herhaling aanwezig.

    Het huisverbod is opgelegd met het doel de veiligheid van de kinderen te verbeteren en ambulante spoedhulp voor het gezin te bewerkstelligen. De moeder verzoekt de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening te treffen, omdat zij onder andere vindt dat er geen sprake is van huiselijk geweld. De rechter oordeelt desondanks dat de burgemeester bevoegd was tot het opleggen van een huisverbod, maar vernietigt het bijbehorende contactverbod. De rechter acht het contactverbod een te zware maatregel en het opleggen hiervan onvoldoende onderbouwd.

Thema's