Wet publieke gezondheid

De Wet publieke gezondheid (Wpg) stelt regels voor de voorkoming en bestrijding van epidemieën van een infectieziekte.

In deze wet worden infectieziekten oplopend naar hun ernst en het verspreidingsgevaar opgedeeld in de groepen C, B2, B1 en A. Bij een infectieziekte die behoort tot groep C kan worden gedacht aan de bof, een besmettelijke ziekte die kan worden overgedragen door niezen of hoesten. Bij groep A kan worden gedacht aan SARS, een levensbedreigende vorm van longontsteking of een nieuwe variant van deze ziekte: het coronavirus dat in 2020 de wereld in zijn greep kreeg. 

De rol die de Wet publieke gezondheid geeft aan de burgemeester is gelegen in het nemen van maatregelen ten tijde van (dreigend) gevaar van sommige infectieziektes, terwijl het college van burgemeesters en wethouders zorg draagt voor de algemene infectieziektebestrijding. De voorzitter van de Veiligheidsregio draagt zorg voor de bestrijding van infectieziekten die behoren tot groep A (artikel 7 Wpg). De burgemeester doet dit bij de bestrijding van infectieziekten die tot de overige groepen behoren (artikel 6 Wpg). De burgemeester kan de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport verzoeken de leiding over te nemen indien het gaat om infectieziekten die behoren tot groep B1 of B2, maar de minister kan besluiten dit aan de burgemeester op te dragen. Daarnaast kan de minister de burgemeester de opdracht geven om bepaalde maatregelen te nemen. De burgemeester verschaft de minister daarbij de nodige informatie (artikel 7 Wpg). Ten slotte kan er door de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de Minister van Justitie en Veiligheid gezamenlijk worden besloten dat een andere burgemeester wordt aangewezen om (een deel van) de taken met betrekking tot de bestrijding van infectieziekten op zich te nemen (artikel 9 Wpg).

Indien de burgemeester wil gebruikmaken van zijn bevoegdheden die hem in deze wet worden toegekend, moet hij advies vragen aan de GGD (artikel 18 Wpg).

Melding aan de burgemeester bij ontdekking van infectieziekten (artikel 27 Wpg)

Het is van belang dat de burgemeester op de hoogte is van infectieziekten binnen diens gemeente. Om die reden heeft de GGD de verplichting om ontdekkingen van infectieziekten door een arts te melden aan de burgemeester. Hoe snel de melding moet worden gedaan, is afhankelijk van de ernst van het geval. Artikel 27 Wpg bepaalt in welke gevallen ontdekkingen onmiddellijk (lid 1, 2 en 3), zo spoedig mogelijk (lid 4 en 5) of binnen een redelijke termijn (lid 6) moeten worden gemeld.

Gegevens van personen die bij een epidemie zijn betrokken (artikelen 24 en 30 Wpg)

De burgemeester kan een arts verzoeken medische gegevens van een bij een epidemie betrokken persoon te verstrekken aan de GGD, indien deze persoon naar het oordeel van de burgemeester een gevaar oplevert voor de verspreiding van een infectieziekte die behoort tot groep A, B1 of B2 (artikel 30 Wpg). De arts mag deze gegevens enkel verstrekken op verzoek van de burgemeester en met toestemming van de betrokkene (artikel 24 Wpg).

Isolatie (artikelen 31-34 en 37 Wpg)

De burgemeester kan de GGD opdragen een persoon in een ziekenhuis te laten opnemen ter isolatie (artikel 31 Wpg). De burgemeester kan gebruikmaken van deze bevoegdheid, indien er voldaan is aan de volgende cumulatieve voorwaarden:

  • een infectieziekte die behoort tot groep B1, B2 of C; 
  • dit een ernstig gevaar voor de volksgezondheid oplevert;
  • het gevaar niet op een andere wijze kan worden afgewend; en 
  • de betrokkene niet bereid is om opgenomen te worden.

De beschikking tot opneming moet aan de betrokkene worden uitgereikt (artikel 32 Wpg). Hierin staat in ieder geval in welk ziekenhuis de opneming zal plaatsvinden. Na de uitreiking zorgt de burgemeester ervoor dat de betrokkene wordt bijgestaan door een raadsman.

De burgemeester kan een ter isolatie opgenomen persoon laten onderzoeken door een arts (artikel 31 Wpg). De burgemeester kan gebruikmaken van deze bevoegdheid indien er voldaan is aan de volgende cumulatieve voorwaarden:

  • er door de infectieziekte een gevaar ontstaat voor de gezondheid van derden;
  • het gevaar niet anders kan worden vastgesteld dan door onderzoek; en 
  • de uitkomst noodzakelijk is om dit gevaar effectief te kunnen afwenden.

Een dergelijk onderzoek kan zelfs plaatsvinden indien de betrokkene niet bereid is het onderzoek te ondergaan. Het onderzoek mag niet verdergaan dan nodig is voor de afwending van het gevaar.

De beschikking tot het onderzoek moet aan de betrokkene worden uitgereikt (artikel 33 Wpg). Hierin staat in ieder geval waaruit het onderzoek bestaat, welke arts het verricht en binnen welke termijn het plaatsvindt.

De burgemeester is bevoegd om een last onder bestuursdwang op te leggen, indien een door de minister aangewezen ziekenhuis niet meewerkt aan een opneming ter isolatie (artikel 34 Wpg).

Verbod om beroeps- of bedrijfsmatige werkzaamheden te verrichten (artikel 38 Wpg)

De burgemeester is bevoegd een persoon die een gevaar oplevert voor de verspreiding van een infectieziekte die behoort tot groep B1 of B2 een verbod op te leggen om beroeps- of bedrijfsmatige werkzaamheden te verrichten. De burgemeester mag slechts van deze bevoegdheid gebruikmaken, indien het verrichten van beroeps- of bedrijfsmatige werkzaamheden door de persoon een ernstig risico meebrengt voor de verspreiding van die infectieziekte. De burgemeester moet de werkgever van de betrokkene horen, tenzij de betrokkene hiertegen bezwaar maakt. De maatregel dient te worden opgeheven zodra blijkt dat het gevaar is geweken of het op een minder ingrijpende wijze kan worden afgewend.

Besmetting bij terreinen, gebouwen, vervoermiddelen of goederen (artikel 47 Wpg)

De burgemeester kan terreinen, gebouwen, vervoermiddelen of goederen controleren indien er een gegrond vermoeden bestaat van besmetting. Artikel 47 Wpg geeft de burgemeester de volgende bevoegdheden indien er sprake is van besmetting:

  • het geven van voorschriften van technisch-hygiënische aard;
  • het bevelen van ontsmetting.

De burgemeester heeft de volgende bevoegdheden indien de besmetting een dreiging van ernstig gevaar voor de volksgezondheid oplevert:

  • sluiten van gebouwen en terreinen;
  • verbieden van gebruik of betreding van vervoermiddelen; 
  • vernietigen van waren.

De burgemeester kan een last onder bestuursdwang opleggen aan degene die niet meewerkt aan de uitvoering van de hierboven genoemde maatregelen. De maatregelen worden opgeheven zodra het gevaar is geweken.

De bevoegdheden van de burgemeester met betrekking tot besmetting bij terreinen, gebouwen, vervoermiddelen of goederen worden verder uitgewerkt in de artikelen 51 en 53-57 Wpg, waarin bevoegdheden worden verleend met betrekking tot schepen, luchtvaartuigen en (lucht)havens.

Betreden en verlaten van plaatsen (artikel 65 Wpg)

De burgemeester kan, indien er sprake is van een besmetting of infectie of een gegrond vermoeden daarvan, ambtenaren van de GGD en de Inspectie gezondheidszorg en jeugd de bevoegdheid verlenen om – desgevraagd na het tonen van een legitimatiebewijs – elke plaats te betreden of te verlaten, voor zover nodig is voor de vervulling van de taak van de ambtenaren. Waar nodig mag de ambtenaar zich toegang verschaffen met behulp van de sterke arm. 

Voor het treffen van bovenstaande maatregelen bij een infectieziekte die behoort tot groep A is niet de burgemeester, maar de voorzitter van de veiligheidsregio aan zet.

Thema's