Wet op de lijkbezorging

De Wet op de lijkbezorging stelt regels voor wat er moet en mag gebeuren met het lichaam van een overleden persoon. Het betreft onder andere de lijkschouw, registratie van overlijden en de termijnen voor begraving en crematie.

De burgemeester heeft hierbij ook enkele taken en bevoegdheden die hieronder nader worden uiteengezet.

De termijn voor begraving of crematie (artikel 17)

Normaliter geldt dat begraving of crematie niet eerder dan 36 uren na het overlijden en niet later dan op de zesde werkdag na het overlijden plaatsvindt. De burgemeester heeft echter de bevoegdheid om een verzoek tot verlenging van de maximale termijn voor begraving of crematie te honoreren. Daarnaast kan de burgemeester in overeenstemming met de officier van justitie toestemming verlenen om begraving of crematie binnen 36 uren na het overlijden te laten plaatsvinden. Toestemming voor afwijking van de reguliere termijn kan bijvoorbeeld worden gegeven vanwege godsdienstige redenen of omdat familie uit een ver land de uitvaart wil bijwonen.

Voorzien in de lijkschouwing en lijkbezorging (artikel 21)

De burgemeester is verantwoordelijk voor de lijkschouwing en begraving of crematie wanneer niemand anders dat doet. Het is denkbaar dat de uitvoering van deze taak wordt verhinderd, bijvoorbeeld indien een lijk zich in een woning bevindt en de bewoner het lijk weigert af te geven of toegang tot de woning weigert. In een dergelijk geval heeft de burgemeester toegang tot de woning zonder toestemming van die bewoner. Hij mag zich die toegang slechts verschaffen voor zover dat nodig is voor de lijkschouwing en begraving of crematie.

Lijken waarvan de identiteit niet kan worden vastgesteld (artikel 21)

De burgemeester draagt er zorg voor dat er lichaamsmateriaal wordt afgenomen wanneer de identiteit van een lijk niet kan worden vastgesteld. Dit moet plaatsvinden door of onder verantwoordelijkheid van een arts. De afname van lichaamsmateriaal mag slechts tot doel hebben een onbekende te identificeren of een vermist persoon op te sporen. Het lijk waarvan de identiteit niet vaststaat, mag uitsluitend worden begraven, niet worden gecremeerd.

Indien een graf van een onbekend persoon wordt geruimd, is de burgemeester bevoegd overblijfselen te laten afnemen of een gebitsstatus te laten opmaken door of onder verantwoordelijkheid van een arts. Ook dit mag enkel ten behoeve van de identificatie van een onbekend persoon of de opsporing van een vermiste (artikel 31).

Besmette lijken (artikel 22a)

De burgemeester heeft de bevoegdheid om maatregelen te treffen wanneer een lijk is besmet of er een gegrond vermoeden daarvan bestaat. Hij dient hierbij advies in te winnen van de gemeentelijke gezondheidsdienst (GGD). Welke maatregelen noodzakelijk zijn, is afhankelijk van de situatie. Zo kan er bij een besmettelijk virus als het coronavirus voor worden gekozen om een lijk te verpakken om besmettingsgevaar te voorkomen.

Het opgraven van een lijk (artikel 29)

Een lijk mag gedurende een periode van 10 jaren na begraving uitsluitend worden opgegraven indien daarvoor een vergunning is verleend door de burgemeester van de gemeente waarin het lijk is begraven. Na die 10 jaren kan opgraving zonder bezwaar plaatsvinden. De burgemeester maakt bij de beslissing over een vergunning voor opgraving een belangenafweging. Bij een opgraving betrokken belangen zijn bijvoorbeeld bezwaren vanuit het oogpunt van hygiëne of wensen van de familie. Als het gaat om een particulier graf is ook de toestemming van de rechthebbende op dat graf vereist. De burgemeester verbindt aan de opgraving de nodige voorschriften met betrekking tot geneeskundig toezicht en vervoer en bestemming van het lijk.

Het ruimen van een graf (artikel 31)

Indien de houder van een graf van een onbekende besluit dat graf te ruimen, moet hij de burgemeester daarvan twee maanden voor de ruiming op de hoogte stellen.

Indien de burgemeester ten behoeve van de identificatie van de onbekende overblijfselen laat afnemen of een gebitsstatus laat opmaken, wordt de ruiming opgeschort tot het moment dat de uitslag van de poging tot identificatie bekend is. Daarna is een nabestaande verantwoordelijk voor de begraving of crematie of kan de ruiming worden voltooid.

Ontleding in het belang van de wetenschap (artikel 68)

Een lijk kan in het belang van de wetenschap of het wetenschappelijk onderwijs worden ontleed. Dit mag echter uitsluitend plaatsvinden, indien de burgemeester daarvoor schriftelijk toestemming heeft verleend.

Bijzondere procedure overlijden kinderen (artikel 74)

Naast het verlenen van taken en bevoegdheden aan de burgemeester bevat de Wet op de lijkbezorging een procedure waardoor, in geval van een overleden minderjarig kind, de gemeentelijke lijkschouwer zonder toestemming van diens ouder een sectie kan uitvoeren. Hiervoor moet toestemming worden verzocht bij de rechtbank. Het kabinet wil hiermee uitsluiten dat kindermishandeling als doodsoorzaak onopgemerkt blijft.

Thema's