Wet aanpak woonoverlast
De burgemeester heeft de bevoegdheid om een gedragsaanwijzing te geven aan een overlastgever in zowel een koop- als huurwoning of een daartoe behorend erf.
(Over de toepassing van deze burgemeestersbevoegdheid is ook een instructiefilm beschikbaar in de E-learningomgeving. Deze vindt u door hier te klikken. U dient hiervoor als gebruiker ingelogd te zijn.)
Deze bevoegdheid is hem specifiek toegekend om woonoverlast tegen te gaan. Denk bij woonoverlast aan een hond die continu blaft, omwonenden die weigeren het portiek schoon te houden of buren die laat in de nacht luidruchtige gasten over de vloer hebben. De bevoegdheid komt de burgemeester enkel toe, indien de gemeenteraad een verordening vaststelt waarin een zorgplicht voor de gebruiker of gebruikgever van de woning is opgenomen. De zorgplicht houdt in dat de gebruiker of gebruikgever van het pand ervoor moet zorgdragen dat gedragingen in de woning of op het erf niet leiden tot ernstige en herhaaldelijke hinder voor omwonenden.
Indien de verordening wordt overtreden, kan de burgemeester een gedragsaanwijzing in de vorm van een last onder dwangsom of een last onder bestuursdwang opleggen (artikel 151d lid 2 Gemeentewet). Deze last kan een verbod inhouden om aanwezig te zijn in of bij de woning en/of op of bij het erf (artikel 151d lid 3 Gemeentewet). Dit huisverbod geldt voor een periode van 10 dagen. Indien er ernstige vrees bestaat voor verdere overtreding van de verordening, kan het huisverbod worden verlengd tot hoogstens 4 weken.
Voor het opleggen van een last op grond van artikel 151d lid 2 Gemeentewet is het volgende van belang:
- de eis van herhaaldelijke hinder betekent dat het opleggen van een last enkel mogelijk is indien een incident zich vaker voordoet;
- de burgemeester geniet beleidsvrijheid bij het bepalen of er sprake is van ‘ernstige’ hinder;
- de burgemeester dient eerst na te gaan of er geen andere, minder ingrijpende middelen beschikbaar zijn om de overlast tegen te gaan.