Cameratoezicht
Gemeenten maken steeds vaker gebruik van cameratoezicht om de openbare orde te handhaven, bijvoorbeeld in uitgaansgebieden, stationsgebieden en gebieden waarin veel druggerelateerde criminaliteit plaatsvindt.
De mogelijkheid tot het inzetten van cameratoezicht is geregeld in artikel 151c Gemeentewet.
Het besluit tot cameratoezicht
De burgemeester is bevoegd om in het belang van de handhaving van de openbare orde te besluiten tot de inzet van camera’s, maar uitsluitend indien de gemeenteraad hem deze bevoegdheid heeft verleend in de APV (artikel 151c lid 1 Gemeentewet).
De ingezette camera’s mogen enkel toezicht houden op openbare plaatsen en andere in de APV aangewezen plaatsen die voor iedereen toegankelijk zijn (lid 1). Hierbij is het van belang dat de opnames geen beelden van woningen en besloten plaatsen bevatten (lid 7).
In het besluit van de burgemeester staat binnen welk gebied en voor welke duur de camera’s worden ingezet (lid 2). Dit gebied mag niet groter zijn dan noodzakelijk is voor de handhaving van de openbare orde.
Bij de uitvoering van het besluit tot cameratoezicht is vereist dat het gebruik van camera’s voor iedereen die zich in het aangewezen gebied bevindt, kenbaar is (lid 6). Hiervoor kan worden gezorgd door bijvoorbeeld waarschuwingsborden te plaatsen. Het is daarbij niet vereist dat het publiek de camera’s kan zien of dat het kan zien of de camera’s in werking zijn.
De burgemeester moet het besluit tot cameratoezicht intrekken zodra het gebruik van cameratoezicht niet meer noodzakelijk is in het belang van de handhaving van de openbare orde (lid 5). Hij kan er ook voor kiezen om het gebied te verkleinen, indien cameratoezicht in een deel van het aangewezen gebied niet langer noodzakelijk is.
Bij cameratoezicht mag naast vaste camera’s ook worden gebruikgemaakt van mobiele camera’s, zoals drones. Gebruik hiervan kan grote voordelen bieden. Zo kan bij grote evenementen met een verhoogd risico op ordeverstoringen door middel van drones vanuit de lucht worden gemonitord hoe mensenmassa’s zich verplaatsen.
De camerabeelden
Vanwege privacy-redenen stelt artikel 151c Gemeentewet enkele nadere eisen aan de camerabeelden die bij cameratoezicht (kunnen) worden gemaakt. Zo moet in het driehoeksoverleg worden vastgelegd binnen welke periode het in het belang van de handhaving van de openbare orde is om daadwerkelijk van de camera’s gebruik te maken en om de gemaakte beelden in elk geval rechtstreeks te bekijken (lid 3). Deze periode kan dus korter zijn dan de periode die is genoemd in het besluit van de burgemeester. De politie beheert en bekijkt de camerabeelden. De beelden worden maximaal vier weken bewaard (lid 9).
De camerabeelden mogen niet door de officier van justitie worden gebruikt voor de opsporing van strafbare feiten, aangezien de camera’s worden geplaatst ter handhaving van de openbare orde. Lid 9 maakt echter een uitzondering op deze regel, nu de camerabeelden soms bruikbare informatie bevatten voor een opsporingsonderzoek. De camerabeelden mogen worden gebruikt indien er een concrete aanleiding bestaat om te vermoeden dat de beelden noodzakelijk zijn voor de opsporing van een strafbaar feit.
Publiek-privaat cameratoezicht
Publiek-privaat cameratoezicht is een samenwerking tussen de overheid en een private partij. Het wordt bijvoorbeeld gebruikt wanneer een camera op een bedrijventerrein ook de openbare ruimte, zoals de openbare weg, filmt. Publiek-privaat cameratoezicht kent twee doelen: enerzijds het beschermen van private eigendommen, anderzijds het handhaven van de openbare orde. Op publiek-privaat cameratoezicht is het wettelijk kader van zowel publiek als privaat cameratoezicht van toepassing.